MRSA-problematiek bij mensen en dieren (waarheid of verzinsel?)

05 Februari 2007

Op de vorige gemeenteraad (13 februar '07i) viel BRON-gemeenteraadslid en landbouwer Albert Neyt onze partij op een nogal onbehouwen manier aan omdat we de ziekenhuisbacterie MRSA als argument durfden te gebruiken in onze strijd (samen met het buurtcomité) tegen de bouw van een industriële varkenskwekerij in de Danegemstraat (zaak Wimieko). Daarmee bracht hij zelf het onderwerp nog eens expliciet onder de aandacht. Wat is er nu precies aan de hand? We proberen alles eens op een rijtje te zetten, maar dan wel op een nuchtere manier. MRSA bij mensenMet de ziekenhuisbacterie wordt eigenlijk elke soort bacterie bedoeld die multiresistentie ontwikkeld heeft tegen antibiotica en tegelijkertijd goed gedijt in ziekenhuizen. Die twee factoren gaan goed samen omdat er in ziekenhuizen grote groepen verzwakte personen zijn die heel vaak antibiotica moeten krijgen.

Er zijn een tiental verschillende ziekenhuisbacteriën waarover we ons zorgen moeten maken, maar de meest voorkomende is MRSA (= Methicilline Resistente Staphylococcus aureus). Die bacterie werd in het begin van de jaren '60 voor het eerst beschreven in een Engels ziekenhuis. 20jaar later dook ze op in ons land en vanaf 1985 heeft MRSA zich ook in België razendsnel verspreid. Exacte cijfergegevens over het aantal MRSA-infecties zijn er niet omdat sommige personen enkel drager zijn van de bacterie, anderen vertonen symptomen en dan zijn er ook nog de overlijdens, waarbij het meestal onduidelijk is of de patiënten stierven met of door MRSA.

Hoe gevaarlijk is MRSA eigenlijk?

Het spectrum van mogelijke infecties is erg breed, van onschuldige zweertjes tot ernstige longinfecties. De mortaliteit van huidinfecties is laag, maar in het geval van bloedinfecties gaat dat van 30 tot 40 procent. MRSA komt heel vaak voor bij oudere personen die last hebben van open wonden die moeilijk genezen. Ook waar urinesondes en katheters zijn, is de bacterie vaker terug te vinden.

MRSA - besmetting van mensen via dieren

varkensIn Nederland werd in 2005 bij 3 patiënten, onder wie een varkensboer en de dochter van een dierenarts vastgesteld dat ze MRSA hadden. Voor het eerst werd duidelijk dat de MRSA-bacterie van dier op mens kan overgaan. Nader onderzoek onder 26 varkensboeren toonde aan dat 6 van hen drager waren van dit 'varkenstype MRSA'. Uit verder onderzoek van 540 slachtvarkens, verspreid over Nederland, bleken 209 varkens of bijna 40% besmet te zijn met MRSA. Daarnaast blijken de inwonende familieleden van varkenshouders ook drager te kunnen zijn van dit varkenstype MRSA. Ook bij kalverhouders is er vanaf 2003 een verhoogde aanwezigheid vastgesteld van dit type MRSA, dat blijkt althans uit een retrospectieve studie die het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in 2006 verrichtte bij materiaal van aangetroffen MRSA-gevallen in ziekenhuizen, dat bij het RIVM was opgeslagen. Uit internationaal onderzoek is bekend dat ook andere dieren, zoals honden en paarden MRSA kunnen hebben.

De aanwezigheid van dit varkenstype MRSA bij personen die in nauw contact staan met varkens of met de directe omgeving daarvan vormt een probleem bij opname in ziekenhuizen en verpleeghuizen, aangezien deze aanwezigheid net als bij alle andere typen MRSA, volksgezondheidsrisico's met zich mee kan brengen. Bij patiënten met een (tijdelijk) verminderde afweer, bijvoorbeeld door een operatie of specifieke medicatie, kunnen alle vormen van MRSA, waar de patiënt normaal ongemerkt drager van is, een infectie veroorzaken. MRSA-infecties geven meer risico's voor de patiënt dan infecties met voor antibiotica gevoelige bacteriën, omdat voor de behandeling van MRSA minder antibiotica toepasbaar zijn en omdat die beperkte groep toepasbare antibiotica meer nadelige bijwerkingen kent.

MRSA bij dieren en dierlijke producten

Zoals eerder gemeld werd "het varkenstype MRSA" in 2005 aangetroffen in varkens (circa 40%). MRSA is in de loop van 2006 door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) ook aangetroffen in kalveren (faeces-onderzoek). Daarbij bleek 13% van de kalvermonsters positief (20 van de 150 monsters). Daarnaast is uit ander onderzoek in 2006 gebleken dat dit type MRSA ook incidenteel is aangetroffen bij melkgevende koeien (op 4 bedrijven) en in enkele monsters rauwe melk van die bedrijven.

Dit type MRSA is verder in een kleinschalig oriënterend onderzoek in 2006 door de VWA in lage aantallen monsters aangetoond in vlees. Het werd aangetroffen in 5 van de 25 monsters (20%) rauw varkensvlees, 2 van de 64 monsters (3%) rauw rundvlees en 5 van de 24 monsters (21%) rauw kippenvlees. De monsters waren afkomstig van supermarkten.

De VWA heeft, na consultatie van het Rijksinstituut  voor Volksgezondheid en Milieu half 2006 geconcludeerd dat de consumptie van deze dierlijke producten geen noemenswaardige volksgezondheidsproblemen oplevert. Omdat op basis van deze gegevens echter moeilijk verdere conclusies te trekken zijn, is besloten dit onderzoek op grotere schaal te herhalen. In het kader van het MRSA-onderzoeksprogramma dat op 1 december 2006 is gestart, wordt momenteel de aanwezigheid van dit type MRSA nauwkeurig onderzocht in varkens, kalveren, runderen (waaronder kalveren en melkgevende koeien), pluimvee en andere intensief gehouden diersoorten en verder in rauw vlees van varkens, kalveren, runderen, pluimvee, melk en andere relevante dierlijke producten. De resultaten hiervan kunnen in de tweede helft van 2007 verwacht worden. De Nederlandse Minister van Landbouw, Cees Veerman, heeft in een antwoord op een interpellatie in de Tweede Kamer hierover het vermoeden geuit dat het hoge antibioticagebruik in de veehouderij de belangrijkste factor is voor het ontstaan van antibioticaresistentie, met als gevolg de verspreiding van onder meer MRSA in dierpopulaties. Dit vermoeden moet evenwel nog bevestigd worden door gedegen onderzoek.

Het RIVM heeft in mei 2006 de richtlijn voor MRSA nog aangescherpt: Nederlandse varkensboeren die in het ziekenhuis belanden, moeten de eerste dagen van hun opname, apart verpleegd worden. Pas als duidelijk is dat ze niet besmet zijn met MRSA, mogen ze met andere patiënten op de kamer liggen.

MRSA in internationale context

Het is zeer onwaarschijnlijk dat dit type MRSA alleen in Nederland voorkomt, gezien de diersoorten waarbij MRSA is aangetroffen en de vele dierverplaatsingen en vergelijkbare houderijsystemen in andere EU-lidstaten. Harde gegevens hierover ontbreken vooralsnog. Het is om meerdere redenen van belang dat alle lidstaten hun dieren hierop gaan onderzoeken. "Dierhouderij gerelateerde MRSA" stond op de agenda van de "Task Force on Zoonoses Data Collection" van de EFSA (European Food Safety Authority) in oktober 2006. Zweden gaf daar te kennen op korte termijn onderzoek te zullen starten naar dit type MRSA. In 2004 deden de Fransen onderzoek naar MRSA bij varkenshouders.
In Canada gaat de veterinaire faculteit van Ontario onderzoek doen naar MRSA bij varkens en varkenshouders. Het gaat daar vermoedelijk om een ander type MRSA dan die in Nederland is aangetroffen. De bacterie werd in Canada eerder in verschillende hoeveelheden bij paarden en bij mensen die met paarden werken gevonden. Bij dierenartsen die met paarden werken werd een besmettingspercentage (vermoedelijk dragerschap) gevonden van 10-14%.

MRSA in België

En bij ons? Wel, minister-president Leterme deelt in elk geval de bezorgdheid van onze noorderburen, want hij heeft aan minister van Volksgezondheid Demotte gevraagd om zo snel mogelijk een screening hierover te organiseren. Aan het eind van deze legislatuur zouden de onderzoeksresultaten bekend moeten zijn. Deze resultaten zullen vergeleken worden met het onderzoek in Nederland.

"Dan pas weten we of de Hoge Gezondheidsraad aanbevelingen moet verstrekken aan huisartsen en of ziekenhuizen de varkenshouders voortaan als risicogroep voor MRSA moeten beschouwen, "zegt microbioloog Bart Gordts, voorzitter van het platform van ziekenhuishygiënisten en verbonden aan het AZ-Sint-Jan, in een recent interview. "Dit MRSA-onderzoek is in het belang van alle partijen, dus ook van de landbouwers", voegt hij er nog aan toe. Mocht dit onderzoek immers bevestigen dat er wel degelijk een probleem is, dan is het gezondheidsrisico bij boeren die MRSA-dragers zijn en een infectie oplopen, immers veel groter dan bij anderen en moeten zij een aangepaste behandeling krijgen om te vermijden dat ze ernstig ziek worden. "

In Beernem

Zoals geweten bevinden er zich op het grondgebied van onze gemeente een grote concentratie aan dieren, waaronder veel varkens. Volgens de cijfers van de Mestbank van 2002 bevinden er zich in Beernem gemiddeld 70.000 varkens en ongeveer 13.000 runderen. Wellicht zijn er dus ook in onze gemeente mensen en dieren met dit type MRSA besmet. In industriële varkensfokkerijen zitten trouwens vele duizenden dieren samen, wat de kans op besmettingen en ziektes verhoogt.

Microbioloog Bart GordtsVolgens microbioloog Bart Gordts zijn er twee grote kernvragen. De eerste is of de Belgische ziekenhuizen de varkensboeren moeten catalogeren als risicogroep. Niet minder belangrijk is de vraag naar het gezondheidsrisico bij de veehouders zelf.

"We weten uit ervaring dat gezonde mensen die drager zijn van MRSA slechts uiterst zelden een infectie oplopen. Maar als de infectie er komt, kan die wel ernstig zijn. Komt daarbij dat de MRSA-bacterie niet gevoelig is voor de antibiotica die een huisarts ter beschikking heeft. Een boer kan in theorie dus een ernstige infectie oplopen die door zijn dokter op een klassieke manier behandeld wordt, maar die dus niet zal genezen of erger nog, snel ernstig kan worden. ", aldus Bart Gordts.

Bart Gordts: "De media hebben de wetenschappelijke agenda in een stroomversnelling gebracht. Het is begonnen met een documentaire in het Nederlandse programma Zembla, waarna ik opgebeld werd door de regionale televisie. In de dagen erna heeft de telefoon niet meer stilgestaan. Het publiek stelt zich nu vragen en heeft recht op antwoorden. Daarom komt er op korte termijn een eerste steekproef bij varkensbedrijven die vrijwillig willen meewerken. Het project zal op korte termijn van start gaan, zodra de methodiek volledig beschreven is. Daarbij spiegelen we ons aan Nederland, zodat we de resultaten zullen kunnen vergelijken. In de praktijk zullen waarschijnlijk monsters worden afgenomen bij zowel varkens als bij varkenshouders, en zelfs hun gezinsleden. Men zal hen ook een enquêteformulier laten invullen om informatie in te winnen over de mogelijke besmettingsbronnen. Aan het eind van deze legislatuur moeten de onderzoeksresultaten bekend zijn. Dan weten we of de Hoge Gezondheidsraad aanbevelingen moet verstrekken aan huisartsen en of ziekenhuizen de varkenshouders voortaan als risicogroep voor MRSA moeten beschouwen.
Er is nog een tweede set vragen die diepgaander onderzoek vereisen. Welke factoren bevorderen het MRSA-dragerschap bij dier en mens? Hoe gebeuren besmettingen van dier op mens? Hoe zit het met de andere dieren? Er zal dus een tweede onderzoek nodig zijn waarbij ook andere diergroepen ingesloten worden, waarbij de meeste aandacht mogelijk zal gaan naar paarden en pluimvee. Dat diepgaand onderzoek zal hopelijk dit jaar nog aanvatten."

Gordts hoopt dat varkenshouders actief zullen meewerken aan het onderzoek en de bespreking van de resultaten. "Uiteindelijk zijn zij het best geplaatst om concrete maatregelen uit te werken", aldus Gordts.

BRONNEN:

  • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Nederland, www.rivm.nl
  • Agripress 17 januari 2007